direct naar inhoud van Bijlage 1 Begrippenkader
Plan: Gemeente Zuidhorn
Status: vastgesteld
Plantype: welstandsnota
IMRO-idn: NL.IMRO.0056.WE00001-0001

Bijlage 1 Begrippenkader

Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van, maar een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

Arbeiderswoning

Klein type woonhuis, oorspronkelijk voor arbeiders en ambachtslieden;

Baksteen

Een baksteen is een uit klei gebakken kunstmatige steen;

Beeldkwaliteitsplan

Document waarin criteria zijn vastgelegd voor de beeld-/belevingskwaliteit, vormgeving van gebouwen en de inrichting van het openbare gebied, veelal bij nieuw te ontwikkelen gebieden;

Bestemmingsplan

Door de gemeenteraad vastgesteld plan waarin het gebruik van grond en bebouwingsregels zijn vastgelegd;

Boeiboord

Opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal;

Boerderij

Gebouw met een (oorspronkelijk) agrarische functie met een geïntegreerd woonhuis;

Borstwering

Lage en dichte deel van een muur dat zich onder een raam bevindt;

Bouwblok

Een geheel van geschakelde bebouwing;

Bouwkundige eenheid

Alle woningen die met dezelfde vergunning zijn gebouwd;

Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

Bouwstijl

Architectonische vormgeving van een gebouw;

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

Context

Omgeving, situatie, geheel van omringende ruimtelijke kenmerken;

Contrasteren

Een tegenstelling vormen;

Dak

Overdekking van een gebouw of onderdeel daarvan, bestaande uit een of meer hellende vlakken (schilden) of uit een horizontaal vlak;

Dakhelling

De helling van het dakvlak;

Dakkapel

Een dakkapel is een uitspringend dakvenster, aangebracht op een hellend dakvlak en aan alle zijden omgeven door het desbetreffende dakvlak met een breedte van minimaal één dakpan. Met uitzondering van panden met een bestaande borstwering, hier is ook sprake van een dakkapel indien de onderdorpel van het dakkapelkozijn aansluit op het schuine dakvlak en de goot doorloopt;

Daklijst

Zie lijst;

Daknok

Hoogste lijn van een dak;

Dakoverstek

Buiten de gevels uitstekend deel van het dak;

Dakraam

Raam in een hellend dak;

Dakschild

Driehoekig dakvlak dat ondergeschikt is aan de grote dakvlakken van het gebouw. Meestal aan de achterzijde of zijkant van het dak;

Daktypen

In de welstandsnota wordt gesproken over verschillende daktypen. De volgende worden onderscheiden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WE00001-0001_0101.jpg"

Detaillering

Een klein toegevoegd onderdeel dat een bijzonderheid aangeeft;

Druiplijn

Onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft. Bijvoorbeeld bij een rieten dak;

Dwarskap

Kapvorm die dwars op de weg is geplaatst;

Enkelvoudige hoofdvorm

Het gebouw bestaat uit één volume. De vorm is niet samengesteld;

Ensemble

Architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel;

Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

Erfafscheiding

Visuele afscheiding tussen twee erven;

Erker

Ronde, vierkante of veelhoekige uitkragende uitbouw aan de gevel, die vaak uitsteekt langs een of meer bouwlagen: kan gezien worden als een uitgebouwd venster;

Exces

In dit geval bouwkundige buitensporigheid;

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

Gelede bouwvorm

Elementen van een gebouw die de indeling van wanden of gevels bepalen of accentueren zoals pilasters, lisenen en lijsten;

Gevelindeling

Compositie van de gevel. De indeling van bijvoorbeeld raamopeningen over de gevel;

Gevelopening

Opening in de gevel, zoals een raam of een loggia;

Golfplaat

Bouwmateriaal bestaande uit golvende platen;

Handelsreclame

Iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk wordt beoogd een commercieel belang te dienen;

Hoofdgebouw

Een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

Hoofdvorm (bouwvorm)

Belangrijkste volume van een gebouw of samenstelling van gebouwen;

Houtsingel

Groenstrook tussen twee weilanden of tussen het erf van de boerderij en de weilanden;

Kap

Een gedeelte bovenop een bouwvolume dat bestaat uit meerdere schuine vlakken, dus geen plat dak (zie daktypen);

Kozijn

Omlijsting van steen, hout of ijzer, bestaande uit de onder- of bovendorpel en twee of meer stijlen, om een ingang of lichtopening te omlijsten en er een raam, deur of luik in te bevestigen;

Krimp

Verspringende opbouw, die onder andere voorkomt bij het ‘Krimpenhuis’:

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WE00001-0001_0102.jpg"

Kunststof

Alle materialen die niet door natuurlijke processen, maar door scheikundige processen worden gemaakt

Lessenaarsdak

Een dak dat bestaat uit een hellend dakschild of dakvlak volgens het model van de oude lessenaar (zie daktypen);

Lijst

Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel, ook wel kroonlijst genoemd;

Lint(bebouwing)

Langgerekte lijn van (veelal vrijstaande) bebouwing langs een weg- of waterverbinding;

Maaiveld

Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht, de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzend aan de gevels, op het tijdstip van de aanvraag van de vergunning;

Massa

Volume van een gebouw of bouwdeel;

Meerzijdige oriëntatie

Gerichtheid van het gebouw naar meerdere zijden;

Monument

Aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van deze nota;

Natuurlijke materialen

Materiaal dat afkomstig is uit de natuur en niet door de mens is gemaakt, zoals hout of steen. Beton, metaal en dergelijke zijn geen natuurlijke materialen;

Negge

Zichtbaar muurgedeelte bij een gevelopening haaks op het gevelvlak (tussen het gevelvlak en het kozijn);

Nok

Horizontale snijlijn van twee dakvlakken, bovenste rand van een dak;

Nokrichting

De richting van de belangrijkste nok van een gebouw;

Onbebouwd perceel

Percelen waarop geen gebouwen aanwezig zijn, zoals bossen, weiden, akkers, plantsoenen, vijvers, grachten en bruggen;

Onderdorpel

Horizontaal onderdeel onderaan een raam- of deurkozijn;

Ondergeschikt

Voert niet de boventoon;

Ondergeschikte delen

Lager, minder omvangrijk deel van het gebouw;

Ontwerpseries

Meerdere woningen die bij elkaar staan en welke gelijktijdig zijn ontworpen en dezelfde

gebouwkenmerken hebben (architectonische vormgeving, kleur- en materiaalgebruik en dergelijke);

Oorspronkelijk

Orgineel, aanvankelijke vorm, authentiek;

Oriëntatie

De richting van een gebouw (meestal gelijk aan de nokrichting);

Ornamenten

Versieringen, aangebracht op de buitenkant van een bouwwerk;

Overstek

Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzicht van het eronder gelegen deel;

Pan

Dakbedekking; kan gebakken zijn (keramische pan), van beton zijn of van een ander materiaal;

Parcellering

De mate van indeling van percelen. Deze indeling van breedtes en hoogtes van bouwwerken bepaalt het straatbeeld. Hieronder staan enkele voorbeelden ter illustratie. Het gaat in alle gevallen om nieuwbouw of verbouw in bestaande situaties. De onderstaande illustraties geven een voorbeeld van verkeerde en goede plaatsing binnen de karakteristiek van de parcellering;

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WE00001-0001_0103.jpg"

Piramidedak

Dak gevormd door vier driehoekige dakvlakken die in één punt bijeenkomen;

Pleisterwerk

Vlak en strak afgewerkte muren met behulp van een dunne laag mortel;

Profiel

Omtrek van een gebouw of bouwdeel (bijvoorbeeld een kozijn) of een doorsnede daarvan;

Rationele verkaveling

Verkaveling met rechte lijnen die meestal haaks op elkaar staan;

Representatief

Zorgvuldig, met meer aandacht voor de architectuur vormgegeven;

Representatieve zijde

De zijde van het gebouw met de meeste detaillering en/ of ornamentiek, welke afwijkt van de overige zijden. Meestal is de hoofdentree in de representatieve zijde gevestigd. Deze zijde is niet vormgegeven als blinde gevel;

Rooilijn

Lijn die aan de straatzijde de grens aangeeft waarachter gebouwd moet worden. Meestal in het bestemmingsplan aangegeven;

Samengesteld

Uit verschillende bestanddelen gevormd, bijvoorbeeld een groot venster gevormd door middel van een aantal kleine samengevoegde vensters;

Schilddak

Een schilddak of schildkap is een daktype dat wordt gevormd door twee driehoekige schilden of dakvlakken aan de korte kant en twee trapeziumvormige schilden aan de lange kant van het gebouw;

Situering

Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving;

Speklaag

Horizontale afwijkende (meestal witte) strook tussen het metselwerk;

Stijlkenmerken

Stijlkenmerken zijn uiterlijke kenmerken van een gebouw die de stijl van een woning bepalen. De stijl kan bijvoorbeeld modern of historiserend zijn. De stijl komt tot uiting in hoogte-breedteverhoudingen, maatvoering van lijsten en overstekken, erkers en dakkappellen, profielen van ramen, kozijnen en neggen en kleurgebruik;

Stucwerk

In pleisterkalk uitgevoerd werk, zoals profielen, sierlijsten, rosetten en dergelijke;

Traditioneel

Zoals de gewoonte dat meebrengt, van oudsher.

Traditionele kapvorm

Zadeldak, mansardekap of schilddak (geen piramidedak, koepeldak of lessenaarsdak), zie uitleg bij daktypen;

Traditionele kleuren

Onder traditionele kleuren worden in de meeste gevallen donkere tinten verstaan, zoals (donker)bruin, donkergroen, donkerrood, antraciet en dergelijke;

Trasraam

Een trasraam of cementraam is het onderste gedeelte van een gemetselde muur onder en boven het maaiveld, uitgevoerd in harde steen en harde specie tegen het optrekken van vocht vanuit de bodem rondom een gebouw. Bij veel gebouwen te herkennen aan de afwijkende kleur ten opzichte van de rest van het metselwerk;

Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw onderscheiden kan worden van, maar een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

Verkaveling

De wijze waarop een gebied is ingedeeld in afzonderlijke kavels, erven en weilanden/akkers;

Verschijningsvorm

Uiterlijk van een gebouw;

Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

Windveer

Plank bevestigd langs de kanten van een rieten dak of pannendak ter afdekking van de voorrand. De windveer is vaak decoratief uitgesneden;

Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

Zadeldak

Dak, bestaande uit twee tegen elkaar geplaatste hellende dakvlakken (zie ook daktypen).