3.3 Dakkapellen
Plaatsing
- Dakkapel plaatsen op het hoofdgebouw.
- Minimaal 0,5 meter dakvlak behouden tussen de zijkant van het dakvlak en de dakkapel. Minimaal 0,5-1 meter dakvlak behouden tussen de dakgoot en de dakkapel.
- Geen dakkapel op dakvlakken flauwer dan 30 graden.
- Maximaal één dakkapel per woning op het voordakvlak.
- Maximaal twee dakkapellen op het zijdakvlak.
- De plaats van de dakkapel is afgestemd op de gevelindeling van het gebouw.
- De plaatsing van de dakkapel is, indien aanwezig, afgestemd op eventuele andere dakkapellen in hetzelfde dakvlak of bouwblok.
Niet toegestaan:
- Het plaatsen van dakkapellen op een aan- of uitbouw of op een bijgebouw.
- Het plaatsen van dakkapellen op wolfseinden.
- Het plaatsen van dakkapellen boven elkaar.
Maatvoering
- De breedte van het dakkapel bedraagt maximaal 50 procent van het voordakvlak, met een maximale breedte van 3,50 meter.
- De hoogte van de dakkapel bedraagt maximaal 1,75 meter.
- De boeiboord bedraagt maximaal 25 centimeter.
Vormgeving
- De vormgeving en detaillering zijn afgestemd op de architectuur en kapvorm van het gebouw.
- Er is sprake van een eenvoudige hoofdvorm en dakvorm.
- De dakkapel is afgedekt met een plat dak of een schuin dak dat ondergeschikt is ten opzichte van het dakvlak van het gebouw.
- De indeling en profielen van de kozijnen zijn gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van het gebouw.
Materiaalgebruik
- Overeenkomstig het gebouw.
Kleurgebruik
- Overeenkomstig het gebouw.
Plaatsing van het dakkapel is afgestemd op andere dakkapellen in hetzelfde dakvlak.
De vormgeving en detaillering van het dapkapel is afgestemd op de architectuur van de woning.