Plan: | Nota Omgevingskwaliteit |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | welstandsnota |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0233.WE00001-0001 |
Aanbouw
Een toevoeging van één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, die toegankelijk is vanaf het straatniveau (grondgebonden).
Achterkant
Dit zijn de gevels van het gebouw die vrijwel niet zichtbaar zijn en/of niet aan de weg of aan een ander openbaar toegankelijk gebied gelegen zijn.
Asymmetrische kap
Zadeldak met twee ongelijke dakvlakken.
Authentiek
Overeenstemmend met het oorspronkelijke, origineel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk.
Bijgebouwen
Gebouwen van één bouwlaag, eventueel met een kap, die een zelfstandige positie innemen op de kavel en ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw. Meestal is dit gebouw bedoeld als schuur, tuinhuis of garage.
Boeiboord
Opstaande kant van een dakgoot. Vaak wordt hiermee de buitenste plank of plaat van de houten lijst van de dakgoot bedoeld.
Borstwering
Een beschermende muur tot aan borsthoogte. Veelal het muurgedeelte onder een raamkozijn.
Bouwblok
Een geheel van geschakelde bebouwing.
Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang met hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direcht hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
Dakkapel
Een uitbouw met één of meer ramen in een schuin dak.
Dakopbouw
Over het algemeen een ruimte, kamer of verdieping die op het dak wordt gebouwd. Dit kan echter ook een ander 'object' zijn zoals een torentje of liftkamer.
Dakvlak
Een (hellend) vlak in een dak samen met andere vlakken bepalend voor de dakvorm.
Damwand
Grond- en/of waterkerende constructie.
Damwandprofiel
Metalen beplatingsmateriaal met een damwandprofilering.
Detaillering
Uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen c.q. aansluitingen.
Erfafscheiding
Een bouwwerk, bedoeld om een erf af te bakenen van een buurerf of van een openbare ruimte. Daarbij gaat het om tuinmuren, hekwerken en schuttingen. Een erf kan ook worden afgescheiden zonder een bouwwerk, bijvoorbeeld door hagen of heggen.
Ensemble
Architectonische en stedenbouwkundig geheel.
Exces
Een bouwwerk dat verder gaat dan de bedoeling is; buitensporig in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Een exces kan betrekking hebben op:
Geleding
Verticaal op elkaar volgende delen van het gebouw, of een onderdeel daarvan. Vaak gescheiden door horizontale lijsten of inspringingen.
Gesloten karakter
Dicht, ondoorzichtig materiaal, zoals schuttingen of gemetselde muren e.d.
Gevel
Verticaal scheidingsvlak van een gebouw tussen buiten en binnen.
Gevelwijzigingen
Aanpassingen in het uiterlijk van de gevel, zoals het veranderen of verplaatsen van een kozijn, kozijninvulling, deur, luik of gevelpaneel.
Goothoogte
De maat van de gevel, gemeten van het maaiveld tot en met de dakgoot.
Hoofdgebouw
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
Inlooppoort
Het bouwwerk, meestal deel uitmakende van de erfafscheiding van het voor- en/of zijerf, of aansluitend op de toegangspoort. Een inlooppoort bestaat veelal uit een smalle en enkel draaiend hekwerk dat zich door vormgeving, materialisering onderscheidt van de erfafscheidingsconstructie en toegangspoort. Een inlooppoort is bedoeld om een pad van of naar de toegang van de woning af te kunnen sluiten.
Kap
Samenstel van houten, ijzeren of betonnen onderdelen dat de dakbedekking draagt.
Landschappelijke waarde
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van (niet-levende en levende) natuur.
Lijst
Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel. Kroonlijst. Gootlijst.
Luifel
Afdak buiten tegen de muur van een gebouw aangebracht en verder niet ondersteund, meestal boven een deur, raampartij of gehele pui.
Maaiveld
Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht, de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzend aan gevels.
Mansardekap
Een dak met aan twee zijden onder een stompe hoek geknikt of gebroken dakvlak
Massa
Zichtbaar volume van de bebouwing.
Negge
Ruimte tussen de voorkant van de gevel (metselwerk) en de voorkant van het kozijn. Kozijnen vallen bijna altijd binnen het muurwerk.
Nok
Snijlijn tussen twee dakvlakken. De hoogste lijn van het dak.
Nokhoogte
De maximale toegestane hoogte van de nok, of het hoogste punt van een gebouw of bouwerk, gemeten vanaf het maaiveld.
Ondergeschikt
Voert niet de boventoon.
Openbaar groen/ Openbare ruimte
Met het openbaar groen/ruimte wordt bedoeld hetgeen daaronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan, zoals parken, plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. Een weiland, bos of water kan in dit verband niet worden aangemerkt als openbaar groen.
Overkapping
Een dak zonder muren, veelal bedoelt als carport of luifel boven een deur of raampartij. De overkapping staat los op de kavel of tegen een gebouw aan.
Open karakter
Transparant materiaal, zoals spijlen hekwerken, hekwerken voorzien van wapeningsnetten, al dan niet begroeid e.d.
Perceelsafscheiding
Een perceelsafscheiding is een bouwwerk bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare ruimte. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om tuinmuren, hekwerken en schuttingen. Een perceelsafscheiding kan ook op een natuurlijkere wijze vormgegeven worden door het gebruik van hagen of heggen.
Plint
Een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw.
Poeren
Gemetselde "palen" waar de erfafscheiding, toegangspoorten of inlooppoorten aan zijn bevestigd.
Profiel
Omtrek van een gebouw of bouwdeel (bijvoorbeeld kozijn) of een doorsnede daarvan.
Profilering
Aangebrachte vorm en maatvoering van profiel.
Pui
Een samenstelling van ramen, glasopeningen, deuren en dichte panelen.
Rooilijn
Lijn die in het bestemmingsplan of bouwverordening aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden.
Schilddak
Een schilddak is een variant op een zadeldak, waarbij de kopse kant van het dak schuin afgesneden wordt. Hierdoor ontstaat een dak met twee driehoekige schilden aan de korte kant en twee trapeziumvormige vlakken aan de langszijde.
Situering
Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving.
Stucwerk
Een laag pleister die op een binnen- of buitenmuur is aangebracht.
Toegangspoort
Het bouwwerk, meestal deel uitmakende van de erfafscheiding van het voor- en/of zijerf, en veelal bestaande uit brede draaiende hekwerken, die zich door vormgeving, materialisering en maatvoering onderscheidt van de erfafscheidingsconstructie. Een toegangspoort is bedoeld om een in- of uitrit af te kunnen sluiten.
Uitbouw
Een toevoeging van één bouwlaag aan het gebouw, dat onderdeel uitmaakt van de bestaande ruimte binnen het gebouw. Er is geen sprake van een gescheiden ruimte die apart toegankelijk is, zoals bij een aanbouw.
Verdiepingsvloer
Vloer van een bouwlaag.
Voorgevelrooilijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.
Voorkant
Dit zijn de gevels van het gebouw die zeer zichtbaar zijn en/of aan de weg of aan een ander openbaar toegankelijk gebied gelegen zijn.
Wolfseind
Het afgeschuinde gedeelte van een schilddak (hierdoor ontstaat een wolfsdak).
Zadeldak
Dak met twee tegen elkaar geplaatste gelijkhellende dakvlakken.