direct naar inhoud van 2.2 WOONWIJKEN ERMELO
Plan: Nota Omgevingskwaliteit
Status: vastgesteld
Plantype: welstandsnota
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.WE00001-0001

2.2 WOONWIJKEN ERMELO

2.2.1 Gebiedsbeschrijving

Het deelgebied 'woonwijken' kenmerkt zich door diverse stedenbouw-kundige gebieden, die in detail toegelicht worden op de informatiekaart (zie bijlage 4.1.2):

  • het traditionele tuindorp De Riet (1930-1945);
  • de naoorlogse bebouwing (1945-1960);
  • de wijkgedachte (1960-1975);
  • de woonomgeving benadering (1975-1985);
  • het parkachtige woongebied, en:
  • de individuele en thematische woningbouw.

Ondanks de verschillende stedenbouwkundige principes die zijn toegepast bij de vormgeving van de woonwijken, schuilt er in elke wijk een sterke verbindende factor: de samenhang. Elke wijk heeft zijn eigen uitstraling doordat de bebouwing een sterke eenheid vormt of doordat er sprake is van een grote samenhang in de openbare ruimte (bijvoorbeeld bij een parkachtige opzet). Zolang een bouwinitiatief past binnen de samenhang van een wijk, zal deze over het algemeen niet als storend of afwijkend ervaren worden. Deze onderlinge samenhang is tot enkele algemene kenmerken voor de woonwijken van Ermelo terug te brengen:

  • De bebouwing heeft een kap en (overwegend) een lage goothoogte.
  • De bebouwing bestaat uit (gemetselde) stenen gevels.
  • De hoofdvorm van het gebouw is eenvoudig (niet geschakeld).
  • Er is sprake van samenhang tussen de kleur van de gevel en het metselwerk (terughoudende kleur in de voeg).
  • De bebouwing sluit aan bij naburige gebouwen (bijvoorbeeld qua massa, volume, kleurgebruik of detaillering).

SOEPEL REGIME

Binnen de woonwijken zijn geen gebieden aangewezen met een uitzonderlijke kwaliteit die gevoelig zijn voor verandering en bescherming behoeven. Er geldt over het algemeen een soepel regime. Uitsluitend aan de uitvalswegen is sprake van een waardevolle structuur en een strengere beoordeling van bouwinitiatieven. In dit deelgebied zal een bouwinitiatief dan ook meestal afgehandeld kunnen worden door de kleine commissie Omgevingskwaliteit. Alleen wanneer er sprake is van een 'bijzonder' bouwinitiatief (afwijken van 'gewoon') of een bouwinitiatief aan een waardevol bebouwingslint (uitvalsweg), zal het getoetst worden door de Commissie Omgevingskwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.WE00001-0001_0019.png"

Samenhang tussen de bebouwing in vormgeving, materiaal- en kleurgebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.WE00001-0001_0020.png"

Samenhang tussen de kleur van de gevel en het metselwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.WE00001-0001_0021.png"

Samenhang tussen de kleur van de gevel en het metselwerk en beeldbepalende kap.

2.2.2 Criteria

Plaatsing

  • De positie en orïëntatie van de oorspronkelijke bebouwing zijn richtinggevend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.WE00001-0001_0022.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0233.WE00001-0001_0023.png"

Samenhang in oriëntatie (=gewoon) Afwijkende oriëntatie (=bijzonder)

Maatvoering

  • De bouwhoogte is afgestemd op de bouwmassa en kapvorm van de naastgelegen bebouwing.
  • Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw sluit de massa en de hoofdvorm van het gebouw aan op de naastgelegen bebouwing.
  • Aan-, uit- en bijgebouwen blijven ondergeschikt aan de hoofdmassa van het hoofdgebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.WE00001-0001_0024.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0233.WE00001-0001_0025.png"

Bouwhoogte sluit aan op naastgelegen Bouwhoogte (massa) sluit niet aan op

bebouwing naastgelegen bebouwing (=bijzonder)

Vormgeving

  • De bebouwing heeft een kap en (overwegend) een lage goothoogte.
  • De hoofdvorm van het gebouw is eenvoudig (niet geschakeld).
  • Bij (vervangende) nieuwbouw wordt rekening gehouden met het algemene gebiedskarakter.
  • De kap heeft een helling van tussen de 25-60 graden en sluit aan op de kaphelling van naastgelegen bebouwing (maximale afwijking van 5 graden).
  • Bijgebouwen zijn in hoofdvorm en kap afgestemd op het hoofdgebouw.
  • Aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw en worden bij voorkeur aan de achterzijde geplaatst.
  • Toevoegingen per woning worden overeenkomstig de stijl van het betreffende gebouw vormgegeven en zijn ondergeschikt aan de hoofdstructuur en gevelritmiek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.WE00001-0001_0026.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0233.WE00001-0001_0027.png"

Groot dakvlak met (overwegend) lage goot Klein dakvlak met hoge goot (=bijzonder)

(=gewoon)

Materiaalgebruik

  • Het oorspronkelijke materiaalgebruik vormt het uitgangspunt.
  • Gevels bestaan in hoofdzaak uit (gemetselde) stenen.
  • Het dak van hoofd- en bijgebouwen is afgedekt met dakpannen.
  • Kozijnen zijn van hout, of van een gelijkwaardige uitstraling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.WE00001-0001_0028.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0233.WE00001-0001_0029.png"

Gevel opgetrokken uit stenen Afwijkend materiaalgebruik van dak en

kozijnen (=bijzonder)

Kleurgebruik

  • Het oorspronkelijke kleurgebruik vormt het uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw wordt wat betreft kleurgebruik aangesloten bij naastgelegen bebouwing.
  • Bij verschillen in kleur van naastgelegen bebouwing wordt nieuwbouw uitgevoerd in een donkere, gedekte tint als beeldbepalende uitstraling van het gebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.WE00001-0001_0030.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0233.WE00001-0001_0031.png"

Beedbepalende donkere gedekte tinten Lichte beeldbepalende tint (=bijzonder)

(=gewoon)