direct naar inhoud van 3.2 Werkwijze
Plan: Gemeente Zuidhorn
Status: vastgesteld
Plantype: welstandsnota
IMRO-idn: NL.IMRO.0056.WE00001-0001

3.2 Werkwijze

Het nevenstaand opgenomen stroomschema helpt bij het bepalen aan welke welstandscriteria vergunningplichtige bouwwerken worden getoetst en in welk hoofdstuk van de welstandsnota deze te vinden zijn. In het stroomschema wordt allereerst onderscheid gemaakt tussen bouwplannen die betrekking hebben op bouwwerken, reclame uitingen en bouwplannen voor bouwwerken geen gebouwen zijnde. In hoofdstuk 8 staan specifieke criteria voor reclame-uitingen, zowel voor gevelreclame als voor vrijstaande reclame. Het doel daarvan is de ruimtelijke kwaliteit van een omgeving te waarborgen. De bouwwerken geen gebouwen zijnde hebben betrekking op kleinschalige turbines, civieltechnische kunstwerken en kunstobjecten en herinneringsmonumenten. De criteria voor deze bouwwerken staan beschreven in hoofdstuk 9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WE00001-0001_0001.png"

Kleine bouwwerken

Wat de bouwwerken betreft, wordt in het stroomschema een verder onderscheid gemaakt tussen kleine bouwwerken, grootschalige verbouwingen en (sloop)nieuwbouwplannen. Kleine bouwwerken hebben betrekking op veel voorkomende aan- en uitbouwen, bijgebouwen in de dorpen, overkappingen, kozijn- en gevelwijzigingen en dakkapellen. De hier voor opgestelde criteria hebben alleen betrekking op de vorm, de maatvoering, het materiaalgebruik en de kleur van het bouwwerk. Ze zijn voor het gehele gemeentelijke grondgebied gelijk en staan beschreven in hoofdstuk 7.

Grootschalige verbouwingen en (sloop)nieuwbouwplannen

Voor grootschalige verbouwingen en (sloop)nieuwbouwplannen is het allereerst relevant te weten wat de locatie van het voorgenomen bouwplan is. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een ligging in het buitengebied en in de kernen. De 15 historische kernen zijn daarbij onderverdeeld in gebieden die samenhang vertonen in de stedenbouwkundige opzet en de verschijningsvorm van bebouwing. Gebouwen in een gebied zijn voor een groot deel in dezelfde tijd gebouwd. Voor deze gebieden gelden specifieke criteria. Voor gebieden met planmatig ontwikkelde woonbebouwing, zelfstandige volumes in het groen, bedrijventerrein en (her)ontwikkelingsgebieden gelden generieke criteria. Op de welstandskaart is eenvoudig op te zoeken tot welk gebied een bepaalde locatie behoort en welk beleid hier van toepassing is. De gebiedsnummers corresponderen met de voor deze gebieden in hoofdstuk 5 uitgewerkte specifieke en generieke criteria.

Boerenerven en karakteristieke panden

Omdat boerenerven zeer bepalend zijn voor het karakter van het gebied is bij een grootschalige verbouwing relevant te weten of de locatie een (voormalig) boerenerf betreft. Binnen deze erven in het buitengebied bevindt zich ook het merendeel van de als karakteristiek aangewezen panden. Karakteristieke panden zijn planologisch beschermd tegen sloop. Indien middels een rapport van een onafhankelijk deskundige wordt aangetoond dat sloop in alle redelijkheid niet kan worden vermeden, zal vervolgens de maatwerkmethode samen met de initiatiefnemer en zijn/haar architect een bouwplan ontwikkeld worden met hoge omgevingskwaliteit vergelijkbaar aan de met de sloop verloren gegane waarden. Voor boerenerven en bij grootschalige verbouwingen aan deze panden zijn naast de criteria voor gebieden uit hoofdstuk 5, ook de voor verschillende karakteristieke gebouwtypen uitgewerkt objectgerichte criteria in hoofdstuk 6 relevant.