direct naar inhoud van 5.4 Generieke criteria voor kernen
Plan: Gemeente Zuidhorn
Status: vastgesteld
Plantype: welstandsnota
IMRO-idn: NL.IMRO.0056.WE00001-0001

5.4 Generieke criteria voor kernen

5.4.1 PLANMATIG ONTWIKKELDE WOONBEBOUWING

Algemeen

Hoewel pas na de oorlog de planmatige uitbreidingen in groten getale werden ontwikkeld, komt op een aantal plekken ook vooroorlogs geplande bebouwing voor. Hiertoe werd een nieuw wegenpatroon aangelegd. Vaak ging het om één straat, maar in sommige gevallen was de uitbreiding grootschaliger. Ook werden tussen 1919 en 1940 op een aantal plaatsen woningen gebouwd op zeer ruime kavels.

Na de Tweede Wereldoorlog bestond er een grote vraag naar woningen. De tot dan gebruikelijke wijze om langs bestaande wegen te bouwen, werd losgelaten en uitbreidingen werden op planmatige wijze tot stand gebracht. De woonbuurten onderscheiden zich van voorgaande periodes, omdat het causale verband tussen ruimtelijke structuur, de ontginning en het landschap niet langer aanwezig is. De woonbuurten onderscheiden zich vooral door de periode waarin ze zijn gebouwd en hebben onderling veel overeenkomsten.

In de eerste decennia na de oorlog werd het grootste deel van de woningen projectmatig ontwikkeld. Dit zorgde voor woningbouw die wordt gekenmerkt door een repetitie van gelijke bouwblokken. In de loop der tijd werd de particuliere bouw echter steeds populairder, waardoor de wijken meer werden gedifferentieerd. Deze vorm van woningbouw wordt verder gekenmerkt door het grote aantal vrijstaande woningen.

De eerste jaren vijftig en zestig uitbreidingswijken kenmerken zich door een eenvoudige en ruime opzet. De rechthoekige structuur sluit goed aan op het patroon van de wijken en het diep; oude woningen langs de wijken zijn vaak in de nieuwe opzet opgenomen. Er worden veel rijtjeswoningen gebouwd en af en toe twee-onder-een-kapwoningen. De woningen hebben een openbare zijde aan de straat met de voordeur en een private achterzijde met de achtertuin. De huizen hebben een sobere vormgeving. De nokrichting is overwegend evenwijdig aan de straat.

De buurten uit de jaren zeventig en begin jaren tachtig van de vorige eeuw kennen een informelere opzet; de woningen worden aan de straat of een hof gegroepeerd, de straten hebben kortere rechtstanden en een bochtiger verloop. In de wijken uit deze periode is gevarieerder gebouwd, huur- en koopwoningen, vrijstaand en twee-onder-een-kap. Er zijn in de gemeente Zuidhorn veel kernen die zich in deze jaren flink hebben geëxpandeerd.

In de jaren tachtig wordt er minder gebouwd, maar met name in Zuidhorn en Grijpskerk zijn nog wel typische jaren tachtig woonstraten gerealiseerd. In de jaren negentig wordt er ook vooral in Zuidhorn en Grijpskerk gebouwd. Het overgrote deel van deze woningen is weer vrijstaand en half vrijstaand.

Ruimte

De bebouwing in de vooroorlogse buurten is veelal geplaatst langs een vrij smalle weg met aan weerszijden bermen en sloten. De arbeiderswoningen vormen gezamenlijk een lint. Bij meerdere linten naast elkaar kan worden gesproken van een buurt. Hier komen, naast vrijstaande woningen, ook dubbele woningtypes voor. De bebouwing blijft echter vrij kleinschalig. De straatprofielen in de naoorlogse buurten zijn over het algemeen vrij ruim van opzet, vaak met trottoirs aan weerszijden van de straat en middelgrote voortuinen. In de jaren zestig en zeventig is er sprake van wandvormende bebouwing en ruime wegprofielen. In de jaren tachtig en negentig wordt het beeld afwisselender.

Plaatsing

De bebouwing in de vooroorlogse buurten staat in een strakke voorgevelrooilijn op enige afstand van de weg. De woningen hebben meestal een kleine voortuin en een diepe achtertuin. De onderlinge afstand tussen de woningen is gelijkmatig. In sommige gebieden geldt dat deze op ruime kavels zijn gesitueerd. Dit zorgt voor een vrij grote onderlinge afstand, waarbij de straatwand een open indruk geeft. Het groen speelt hierbij een belangrijke rol. In andere gevallen is de ruimte meer besloten dankzij een geringere afstand tussen de bebouwing. Bijgebouwen zijn niet aanwezig of staan achter het hoofdgebouw. De hoofdrichting van de bebouwing is voornamelijk haaks op de weg. Voor de vrijstaande woningen betekent ook dat de nok deze richting aanneemt. In het geval van dubbele woningen is de nokrichting vaak evenwijdig aan de weg.

De bebouwing in de naoorlogse buurten staat over het algemeen in een strakke rooilijn, die soms per cluster verspringt of verdraait. De woningen staan op enige afstand van de weg, waarbij een gepaste tussenruimte wordt aangehouden. Met name in de projectmatig ontwikkelde gebieden, maakt de straatwand een gesloten indruk. Bijgebouwen, aangebouwd of losstaand, liggen terug ten opzichte van de voorgevelrooilijn. In sommige wijken bevinden ze zich achter het hoofdvolume, waardoor ze vanaf de openbare weg niet zichtbaar zijn. De hoofdrichting van de bouwvolumes is overwegend haaks op of evenwijdig aan de weg.In de jaren tachtig komt er meer variatie in de rooilijn. De bebouwing is in de rooilijnen langs de straat of het hof geplaatst. In de jaren tachtig komt er meer variatie in de rooilijn.

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De woningen in de vooroorlogse buurten zijn één laag met kap en vertonen veel overeenkomst in omvang en vorm. Een opvallend kenmerk is de krimp, een versmalling aan de voorzijde door het naar binnen verspringen van de zijgevel. Het zogenaamde krimpjestype (zie paragraaf 6.2 Arbeiderswoningen oa. Krimpentype) vertoont in vorm een sterke overeenkomst met de Oldambtster boerderij. De woningen hebben een langwerpige plattegrond, met voorin het woongedeelte en achterin de schuur. Ze zijn opgezet in een sobere, strakke vormgeving. De gevels kennen in hoofdzaak een verticale geleding en maken een tamelijk gesloten indruk. De woningen zijn gebouwd van helderrode baksteen en afgedekt met rode, roodbruine, grijze of zwarte dakpannen.

De woningen uit de jaren vijftig tot zeventig hebben bijna allemaal twee verdiepingen en een flauw hellend dak. Vanaf de jaren zeventig ontstaat meer variatie en wordt per cluster zowel één verdieping met kap als twee verdiepingen met kap gebouwd. De omvang vertoont per cluster veel overeenkomsten. De particuliere woningen hebben vaak één verdieping met kap. Bij wijze van uitzondering komt ook bebouwing met platte daken voor. In het geval van rijtjeswoningen is de nokrichting evenwijdig aan de weg. Dit geldt meestal ook voor woningen van het type twee-onder-een-kap. De nokrichting van vrijstaande woningen is divers, maar meestal haaks op of evenwijdig aan de weg.

In de jaren vijftig zijn de ramen als gaten in de baksteengevel, waarbij de woningen nog een vrij gesloten indruk maken. De woonblokken vertonen nauwelijks geleding of plastiek. Details als gootklossen, schoorstenen en omranding rond de voordeur zijn kenmerken. Het overwegende kleurgebruik is rood voor de baksteen en rood of grijs voor de dakpannen. In de jaren daarna werd de detaillering steeds soberder. Schoorstenen verdwijnen uit het beeld en om de compositie te verlevendigen worden geveldelen bekleed met hout of een ander materiaal. Er is een overgang naar de horizontale compositie, waardoor de gevel steeds meer open wordt, zonder dat sprake is van veel transparantie. De kleuren zijn roodbruin of geelbruin voor de gevels, donkergrijs voor de daken en verschillende kleuren (zowel donker als licht) voor de gevelbekledingen.

Het beeld van de particulier ontwikkelde wijken is vrij divers, maar in veel straten bestaat een bepaalde eenheid. Meestal wordt steenachtig materiaal toegepast. Soms komt houtbouw voor of worden delen van de gevel met hout bekleed. Roodbruine of gele steen en donkergrijze pannen bepalen het overwegende beeld, maar soms komen uitschieters in kleurgebruik voor. De compositie is wisselend, maar de verticale richting overheerst. De detaillering is minder sober, maar vaak ook minder bescheiden dan in de projectmatig bouw het geval is.

Waardering

Er is waardering voor een bepaalde tijdsperiode kenmerkende (heldere) stedenbouwkundige opzet van de wijken en de architectuur die daarop aansluit. De brede groene straatprofielen en de groenstroken dragen bij aan het beeld.

Beleidsintenties

Voor de vooroorlogs geplande bebouwing geldt een beleid van respecteren, waarbij de plaatsing wordt gehandhaafd. Voor de naoorlogse geplande bebouwing geldt een beleid van incidenteel wijzigen van alle onderdelen. In gevallen van herstructurering is planmatig wijzigen mogelijk.

5.4.1.1 Welstandscriteria planmatig ontwikkelde woonbebouwing

Plaatsing

  • hoofdrichting gerelateerd aan de weg of de kavelrichting
  • voorgevel in bestaande rooilijn of per cluster in gewijzigde rooilijn
  • onderlinge afstand passend in wijk; afstand tussen woningen respecteren
  • nieuwe aanbouwen aan de achterzijde en in de hoofdrichting van het pand
  • bijgebouwen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw

Hoofdvorm

  • bij vooroorlogse buurten is een enkelvoudige hoofdvorm uitgangspunt
  • bij gebouwen met een grotere schaal dan de aangrenzende bebouwing dient de geleding te worden uitgevoerd in de schaal van de omringende bebouwing
  • voor- en zijgevels van gebouwen dienen een sobere uitstraling te hebben door weinig uitkragingen of inspringende delen
  • verspringende opbouw (krimp) intact laten
  • in de naoorlogse buurten is enig onderling verschil in omvang mogelijk
  • enkelvoudige of samengestelde hoofdvorm
  • bestaande geleding van hoofd- en bijgebouw respecteren
  • wijzigingen bij rijtjeswoningen en dubbele woningen dienen te passen in de gehele blokopbouw
  • per rij of blok het hanteren van eenzelfde type dakopbouw
  • bij de verdiepingen onderscheidt zich een eventuele derde verdieping
  • bijgebouwen grenzend aan openbaar gebied in de stijl van het hoofdgebouw

Aanzichten

  • in vooroorlogse buurten is het uitgangspunt verticale geleding en openingen (onder andere ramen) in de gevel, de gevels tamelijk gesloten
  • rode of roodbruine baksteen en een bescheiden detaillering en ornamenten
  • in de naoorlogse buurten stijl en compositie conform straatbeeld
  • wijzigingen mogelijk, maar passend op blokniveau
  • per blok afstemming van materiaalgebruik en detaillering
  • baksteen in kleur conform het straatbeeld
  • gevelbekleding in gedempte kleurtonen
  • roodbruine, grijze of zwarte dakpannen
5.4.2 ZELFSTANDIGE VOLUMES IN HET GROEN

Algemeen

Grootschaliger bebouwing en groengebieden worden met name in Zuidhorn en Grijpskerk toegepast voor openbare of semi-openbare functies. Dit zijn de grotere scholen en bejaarden- of verzorgingstehuizen. In veel gevallen betreft het gebouwen die als losstaand volume op hun kavel staan. Vaak is er zorgvuldig groenvoorziening om het gebouw heen gelegd. Bij dit welstandsgebied horen ook de sport- en recreatieterreinen die in de gemeente zijn aangelegd. In deze gebieden zijn veelvuldig sportgebouwen of kantines te vinden. Kerkgebouwen zijn niet altijd grootschalige gebouwen; architectuurhistorisch kunnen zij ook bij andere welstandsgebieden worden ingedeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WE00001-0001_0067.jpg"

Ruimte

In veel gevallen zijn deze gebieden als een eiland, centraal in een wijk of kern gesitueerd. Goed aan de infrastructuur gelegen, hebben de gebouwen veelal een parkeerterrein of een plein in de nabijheid van een duidelijke entree.

Plaatsing

Door de centrale plaatsing op een ruim perceel, kennen de gebouwen meerdere prominente gevelaanzichten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WE00001-0001_0068.jpg"

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De geleding van de massa is vaak samengesteld. De gebouwen tellen meerdere bouwlagen met veelal een plat dak. Functionaliteit bepaalt de stijl van de gebouwen, waarbij de compositie afwisselend horizontaal en verticaal is.

Waardering

Er is waardering voor de plaatsing van de gebouwen op overwegend ruime kavels. Het contrast met de dichtere woonstraten en de functies zorgt ervoor dat de gebouwen als oriëntatiepunten in de wijk worden ervaren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WE00001-0001_0069.jpg"

Beleidsintenties

Er zal ruimte zijn voor het incidenteel wijzigen van de aanwezige bebouwing.

5.4.2.1 Welstandscriteria zelfstandige volumes in het groen

Plaatsing

  • plaatsing onbepaald op ruime afstand tot de weg
  • aandacht voor de ontsluiting en de entree van het gebouw
  • royale onderlinge afstand tussen de gebouwen

Hoofdvorm

  • de gebouwen zijn individueel herkenbaar
  • bijgebouwen grenzend aan openbaar gebied in de stijl van het hoofdgebouw
  • samengestelde volumes

Aanzichten

  • bij wijzigingen en uitbreidingen sluit de detaillering aan bij het bestaande
  • een gevarieerde gevelopbouw indien sprake is van een alzijdige zichtbaarheid van het gebouw

Opmaak

  • detaillering en ornamenten passend bij de functie en stijl van het gebouw
  • architectonische eenheid in materiaal- en kleurgebruik
5.4.3 BEDRIJVENTERREIN

Algemeen

De bedrijvigheid in de gemeente Zuidhorn is voornamelijk gekoppeld aan de Rijksstraatweg en het Van Starkenborghkanaal. In Noordhorn is in de afgelopen decennia een bedrijventerrein gerealiseerd langs de Rijksweg en het Van Starkenborghkanaal. In Grijpskerk heeft de bedrijvigheid zich gericht op haar ligging aan de Rijksstraatweg. Het bedrijventerrein in Aduard ligt niet direct aan de Friesestraatweg, maar heeft wel ligging aan het Van Starkenborghkanaal. In de westelijke punt van Zuidhorn ligt de waterzuiveringsinstallatie. De NAM-locatie tussen Grijpskerk en Kommerzijl vormt een bijzonder bedrijfsterrein. Het totale complex is op 26 juni 1997 officieel in gebruik gesteld. Naast deze grote NAM-locatie zijn er nog twee kleinere gaslocaties. Nabij Lauwerszijl en bij Saaksum aan het Reitdiep. Hoewel beperkt van omvang en de specifieke functie worden beide terreinen toch tot de categorie bedrijventerreinen gerekend. De eventuele bouwmogelijkheden worden in het bestemmingsplan geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WE00001-0001_0070.jpg"

Ruimte

De planmatige bedrijventerreinen hebben over het algemeen een ruime opzet met brede wegen en voorterreinen. De groene omzoming om de NAM-locatie onttrekt deze enigszins aan het oog. Ook het groen om de waterzuiveringsinstallatie in Zuidhorn is afschermend ten opzichte van het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WE00001-0001_0071.jpg"

Plaatsing

De bebouwing staat los op de terreinen. Er bestaat ruime afstand tot de weg. Onderling bestaat er ook ruime afstand tussen de bedrijven.

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De hoofdvorm van de bebouwing bestaat veelal uit een hal met plat dak of een kap met een flauwe helling. De stijl van de bebouwing is overwegend industrieel en eenvoudig. Er wordt veel plaatwerk toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WE00001-0001_0072.jpg"

Waardering

De inpassing van de NAM-locatie is verzorgd, maar breekt door de spiegelende installaties en de lengte van de groene zoom met de omgeving. De bedrijfsterreinen verstoren de omgeving niet en hebben een acceptabele kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WE00001-0001_0073.jpg"

Beleidsintenties

Voor dit welstandsgebied geldt een beleid van incidenteel wijzigen. Er geldt voor veranderingen en vernieuwingen een grote mate van vrijheid. De zichtlocaties langs de Rijksstraatweg en aan het Van Starkenborgkanaal dienen een representatief karakter te hebben. Installaties dienen in een aan de omgeving gerelateerde kleur te worden uitgevoerd

5.4.3.1 Welstandscriteria bedrijventerrein

Plaatsing

  • hoofdrichting evenwijdig aan of haaks op de weg
  • representatieve deel meer prominent aanwezig en naar de weg gekeerd, opslag van de weg gekeerd

Hoofdvorm

  • conform bestemmingsplan
  • plat dak, zadeldak of een lessenaarsdak met de dakrichting oplopend naar de hoofdontsluiting
  • eenvoudige hoofdvorm
  • meer expressieve vormgeving aan randen mogelijk
  • vormverwantschap in de verschillende opstallen

Aanzichten

  • functionele stijl
  • kantoor/entree aan het openbaar gebied

Opmaak

  • geen grote lichte of glimmende vlakken aan de randen van het terrein
  • doelmatige detaillering
  • reclame passend bij de architectuur van het gebouw
  • technische installaties niet aan de representatieve gevels
  • installaties in een aan de omgeving gerelateerde kleur
5.4.4 (HER) ONTWIKKELINGSGEBIEDEN

Dit zijn gebieden waarvoor, op basis van een voorbereidingsbesluit van de gemeenteraad een nieuwe (her)ontwikkeling wordt voorbereid. Voor deze gebieden wordt vaak een beeldkwaliteitsplan vastgesteld of een beeldkwaliteitsparagraaf in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen. Deze beeldkwaliteitseisen treden dan in de plaats van deze welstandsnota. Bij de vaststelling van deze nota betreft dit de gebieden Oostergast fase 2B en 2D in Zuidhoren, Kleiweg in Aduard en Meindertsma in Grijpskerk.